iemand uit Slovenië.
iemand met de Sloveense nationaliteit; iemand die behoort tot het Sloveense volk; iemand die afkomstig is uit Slovenië; inwoner van Slovenië.
In het meervoud ook in toepassing op het volk.
Voorbeelden:
Het is juli 1991. Slovenië, de noordelijkste republiek van Joegoslavië, heeft de onafhankelijkheid uitgeroepen. Belgrado reageert snel. Vanuit de Joegoslavische hoofdstad rollen de tanks naar het noorden. De Slovenen horen van de naderende overmacht en houden hun adem in. Maar de tanks komen nooit aan. Ergens tussen Servië en Slovenië verdwijnen de tanks in Kroatië en in Bosnië. De Slovenen zijn opgelucht, winnen hun oorlog en treden uit Joegoslavië.
Meppeler Courant, 1994
De Slovenen werden door de Duitsers als verre verwanten beschouwd vanwege hun relatief noordelijke positie in Europa en het Christendom als gezamenlijke religie.
http://www.atlcom.nl/, 1998
Eén vaste waarde moest sneuvelen in de eerste match van Dimitri Davidovic: Sasja Udovic. Precies hij redde het gezicht van de nieuwe trainer van Beveren. Vijf minuten voor tijd zorgde de ingevallen Sloveen er voor dat zijn ploeg nog een puntje uit de brand sleepte tegen Charleroi.
De Standaard, 1995
Om de score te openen, had Udovic niet eens een kans nodig. Bal met de rug naar doel aanpakken, draaien en zuiver inschieten, de Sloveen kan het nog.
De Standaard, 1995
Noordoostelijk Italië telt een behoorlijk grote Sloveense minderheid, terwijl er - zeker voor de Tweede Wereldoorlog - ook in Slovenië een Italiaanse minderheid leefde. Slovenen leven er verder ook nog in Oostenrijk, in het land Karinthië.
De Standaard, 1996
Zelfs de Slovenen hebben na de 2-1 nederlaag tegen Spanje, dat Joegoslavië nog ontmoet, uitzicht op een duel in de kwartfinale tegen Nederland.
Trouw, 2000
Hoewel 85 procent van de Slovenen rooms-katoliek is, zijn de betrekkingen tussen staat en Kerk gespannen.
De Standaard, 1996