een route of traject beginnen te volgen; een tocht aanvatten; vertrekken.
Voorbeelden:
Elk jaar gaan vele duizenden pelgrims op weg naar Santiago de Compostela.
http://huizen.dds.nl/~xank/wie1.htm
Ze stapt in haar auto en gaat op weg naar het hotel.
Oscar van den Boogaard, Liefdesdood, 1999
De volgende dag gingen ze op weg naar huis.
J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen, 1983
Zo kwam het dat wij ons met zijn vieren op weg begaven.
Jan Lampo, Emmeke, 2001