Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

op weg gaan

betekenis & definitie

een route of traject beginnen te volgen; een tocht aanvatten; vertrekken.

Voorbeelden:
Elk jaar gaan vele duizenden pelgrims op weg naar Santiago de Compostela.
http://huizen.dds.nl/~xank/wie1.htm

Ze stapt in haar auto en gaat op weg naar het hotel.
Oscar van den Boogaard, Liefdesdood, 1999

De volgende dag gingen ze op weg naar huis.
J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen, 1983

Zo kwam het dat wij ons met zijn vieren op weg begaven.
Jan Lampo, Emmeke, 2001

< >