Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

landhuis

betekenis & definitie

representatief huis op het land.

zeer groot, alleenstaand huis dat is gebouwd in een natuurlijke omgeving zoals een park, bos of domein op het platteland en door zijn stijl en luxe de welstand van de eigenaar toont.

Voorbeelden:
Het landhuis beheerst van op een lage heuvel het domein.
Josse De Pauw, Werk, 2000

Het landhuis in Wassenaar moest een soort museum worden. Voor Christina had het allemaal eenvoudiger gemogen. Nu de scheiding is uitgesproken, doet de prinses de gezamenlijke aanwinsten van de hand.
De Standaard, 1996

De opmaat voor de suburbanisering van Long Island waren de kolossale huizen die steenrijke Amerikaanse ondernemers als William Randolph Hearst er in het begin van de twintigste eeuw lieten bouwen. Hun landhuizen werden als belichamingen van The American Dream het ideaal van vrijwel iedere Amerikaan.
http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/2000/08/11/Vp/bk1.html, 2000

< >