zwaargebouwd trekpaard.
sterk, zwaargebouwd paard dat gebruikt wordt in de landbouw voor het trekken van de kar of ploeg.
In toepassing op koudbloedpaarden, zoals het Belgische trekpaard, maar ook in toepassing op zware, sterke warmbloedpaarden, zoals het Groninger paard of de fries. Onder boerenpaard wordt vrijwel altijd een koudbloed verstaan.
Voorbeelden:
Van robuust ridderpaard, over snelle harddraver en zwaar landbouwpaard heeft de Fries zich ontwikkeld tot een veelzijdig recreatiepaard.
http://www.e-regionet.com/hetfriesepaard/
Via het selecteren in de harde praktijk van alledag en het combineren van bloedlijnen met een goede bloedaansluiting probeerde men het landbouwpaard voortdurend te verbeteren voor het gebruiksdoel. Waren het Groninger en Gelders type voordien heel verschillend, na de Tweede Wereldoorlog streefden de stamboeken een omvorming na met als doel: het fokken van een paard dat aangepast was aan het veranderde gebruik ervan. Vóór alles diende de geschiktheid voor het gebruik in de landbouw behouden te blijven, maar daarnaast diende het ook geschikt te zijn voor de sport.
http://www.gelderlanderhorse.nl/nederlnd/Akteur.pdf, maart 2004