pad waarlangs de karren rijden.
pad, ontstaan of gevormd door het rijden met een kar of met karren; pad waarlangs de karren rijden.
Voorbeelden:
Een karrenpad liep tussen akkers die niet meer bebouwd werden.
Jan Siebelink, Engelen van het duister, 2001
Ze beschrijft er een kevertje in dat dood op zijn rug ligt op een karrenpad, de pootjes zorgvuldig over de buik gevouwen.
De Standaard, 1997