dienstbode.
iemand die voor zijn beroep in persoonlijke dienst is van een doorgaans welgestelde persoon voor het verrichten van huishoudelijke taken; dienstbode.
Voorbeelden:
De butler sloot de zware buitendeur, passeerde hen met een hoffelijke buiging, gebaarde hem te willen volgen, over het dikke gangtapijt naar de tweede deur rechts [...]. 'Heren, als ik u verzoeken mag,' zei de huisbediende. De salon was voornaam ingericht met empiremeubelen.
Herman Pieter de Boer, De nymfentrein en andere verhalen, 1981
De twee huisbedienden, die al jaren bij de familie werkten, waren de restanten van de feestdis aan het opruimen.
Naima el Bezaz, Minnares van de duivel, 2002
In haar jeugd werkte zij als huisbediende.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bertilla_Boscardin
Hij was een groot financier, industrieel, koopman, eigenaar van verscheidene buitenverblijven, waarvan dat in Ferney het beroemdste is geworden. Zijn wantrouwen jegens het proletariaat - en zijn eigen huisbedienden - nam met zijn vermogen toe.
Anton Constandse, Het weerbarstige woord, 1981