grimassen maken.
grimassen maken; gezichten trekken, grijnzen.
Ook in de vorm van het tegenwoordig deelwoord als bijwoord, soms ook als attributief bijvoeglijk naamwoord, gebruikt.
Voorbeelden:
De sportschoolhouder [...] hervatte zijn bobloopbaan. Hij wil tot en met de winterspelen van '98 in Nagano doorgaan. "Oud worden kan ik altijd nog", grimast Geurts als hij zich opnieuw opmaakt om 180 kilo op zijn brede schouders te nemen.
NRC, 1995
Nu eens keek hij in de richting van de boerderijen, de lippen bewegend als ondervroeg hij het onopgeloste raadsel, dan weer keek hij ons aan, grimassend, hoofdschuddend, als stond hij voor een barrière die wij niet konden zien.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998
Tijdens trainingen werden de sportlieden van heel dichtbij gefilmd. Dat leverde [...] onvergetelijke beelden op: de pompende marathonloper, de grimassende roeiers, de schermers die letterlijk een schaduwgevecht voeren.
NRC, 1994