Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

gelijkwaardigheid

betekenis & definitie

het gelijkwaardig zijn.

het gezien zijn kwaliteiten, eigenschappen, prestaties e.d. evenveel waard zijn; het van gelijke waarde zijn; het gelijkwaardig zijn; evenwaardigheid.

Voorbeelden:
Moeten we alle culturen sowieso als gelijkwaardig behandelen? Het eenvoudigste antwoord is natuurlijk een positief antwoord waarbij we ons neerleggen bij de 'evidente gelijkwaardigheid' van alle culturen.
Dirk Verhofstadt, Pleidooi voor individualisme, 2004

Ook het beschikbare spectrum is drastisch uitgebreid, al kan de "gelijkwaardigheid" van publieke en commerciële radio die het kabinet in het vooruitzicht stelt nog wel een kanttekening velen.
NRC, 2001

Democratisch denken is een verworvenheid, maar is niet onbegrensd. Waar is niet noodzakelijk wat de publieke opinie voor waar houdt. Gelijkwaardigheid is niet hetzelfde als gelijkheid. De bisschop van Rome is geen president van een multinationale onderneming die zijn werknemers in onderdrukking knecht, maar de vader van een geloofsgemeenschap die zijn kinderen in strengheid koestert.
NRC, 1995

Tijdens je sollicitatiegesprek neem je bewust of onbewust de houding aan alsof je verantwoording moet afleggen aan de werkgever. Nu ben je tijdens een sollicitatiegesprek altijd afhankelijk, maar dat geldt ook omgekeerd. Ga dus altijd uit van gelijkwaardigheid.
http://home.planetinternet.be/~nvbulck/scand/Definitieve%20versie%20solliciteren.htm

Het nare van het wóórd gelijkwaardigheid is dat het net lijkt of het iets betekent. In waarde gelijk. Maar godnogantoe, álles is in waarde gelijk, de kwal, de spijker en de baardaap, dat zegt niks over hun onderlinge verhoudingen.
Guus Kuijer, Het geminachte kind, 1980

< >