Definities van Algemeen Nederlands Woordenboek in de Ensie W
- winters
- winterschilder
- winterse avond
- winterse braadschotel
- winterse bui
- winterse dag
- winterse jekker
- winterse kost
- winterse maand
- winterse morgen
- winterse nachthemel
- winterse namiddag
- winterse stamppot
- winterse stoofschotel
- winterse storm
- winterse tijd
- winterse trui
- winterse vis
- winterse vogel
- winterse week
- winterse zon
- winterseizoen
- winterslaap
- wintersmog
- winterspelen
- wintersportbeoefenaar
- wintersporter
- wintersportfile
- wintersportseizoen
- winterstop
- winterstorm
- wintertaling
- wintertarwe
- wintertemperatuur
- wintertijd
- wintertraining
- wintertrui
- winteruitverkoop
- winteruur
- wintervakantie
- wintervast
- winterverblijf
- winterweer
- winterwind
- winterzon
- winterzonnewende
- winti
- wintiprei
- wiper
- wisi
- wisiman
- wiskundedocent
- wiskundeleraar
- wissel
- wisselagent
- wisselende werkuren
- wisselkantoor
- wisselslag
- wisselslag persoonlijk
- wit
- wit blauw druifje
- wit bloedlichaampje
- wit brood
- wit druifje
- wit goud
- wit of zwart
- wit poeder
- wit vlees
- wit wegtrekken
- witachtig
- witbier
- witbrood
- witgekalkt
- witgelakt
- witgepleisterd
- witgeschilderd
- witgeverfd
- withalsvliegenvanger
- witharig
- witheer
- witje
- witkopgier
- witleren
- witlof
- witloof
- witmaker
- witspeler
- witte abeel
- witte arend
- witte azijn
- witte bes
- witte biet
- witte bloedcel
- witte bonen
- witte boord
- witte chocola
- Witte Donderdag
- witte dwerg
- witte fiets
- witte fraude
