De oudste bekende spiegels zijn uit gepolijst metaal: metalen spiegels hebben zich tot in de 17de eeuw gehandhaafd. Bergkristallen spiegels komen al in de 13de eeuw voor.
Het aan de achterzijde met metaal bedekken van glas schijnt een uitvinding van Duitse origine te zijn : in een bol werd een metaal geblazen en schijven werden van zo’n bol later afgesneden. In 1507 kregen twee inwoners van Murano (bij Venetië), die de kunst in Duitsland geleerd hadden, een patent voor de vervaardiging van glazen spiegels volgens de toenmalige methode met tinfoelie en begon de Venetiaanse hegemonie op dit gebied, die bijna anderhalve eeuw zou duren. Engeland startte zijn eigen produktie in de eerste helft van de 17de eeuw: Frankrijk heeft zijn eigen industrie aan Colbert te danken, die in 1664 Venetiaanse werklieden aantrok. Het model van oude spiegels is zeer gevarieerd : rond, ovaal, veelhoekig; hoe ouder de exemplaren hoe kleiner ze zijn. R. de Cotte past de spiegel in de wanddecoratie toe (Galerie des Glaces in het Château de Versailles). In de 18de eeuw zijn de spiegelkabinetten in de mode en vervangt de vaste spiegel zelfs het geschilderde schoorsteenstuk.
Tot in de 18de eeuw bleef het moeilijk grote formaten te verkrijgen. Waren deze gewenst, dan behielp men zich met spiegels uit meer glasplaten bestaand, die soms als een dambord in de lijst zijn gevat. Tot in het midden van de 18de eeuw zijn de randen schuin/bol bijgeslepen. De spiegels zelf zijn soms met slijpwerk gedecoreerd, soms spiegels in kabinetten met schilderwerk; in de 18de eeuw vaak met chinoiserieën, soms in China zelf geschilderd; deze schilderingen zijn achter het glas aangebracht.