Naam van één van de 3 historische onderverdelingen van Friesland. De ertoe behorende grietenijen waren niet steeds dezelfde, zodat het niet geheel vast staat welke gemeenten men er heden toe rekenen moet.
Meestal beschouwt men tegenwoordig Z. als het Z.O. van Friesl., met de gemeenten Gaasterland, Lemsterland, Doniawerstal, Haskerland, Utingeradeel, Heerenveen, O. en W. Stellingwerf en Opsterland. In agrarisch opzicht behoort het gedeeltelijk tot de Wouden, gedeeltelijk tot de Veenweidestreek.Zicht.
1. (landbouwwerkt.) Handgereedschap voor het maaien van graan, peulvruchten e.d. Een z. bestaat uit een licht gebogen, spits toelopend mes, ca 70 cm lang en op het breedste gedeelte 10-12 cm breed. De vrij korte stee! zit haaks op het mes. Aan het einde van de steel zit een handvat, waarachter zich soms een brede plaat bevindt om steun aan de pols te geven. Het model van een z. wisselt naar de streek, waar hij wordt gebruikt. In het N. zit vaak boven aan de steel een kleine leren lus, waarin de wijsvinger past. In het Z. zit halverwege de steel een grote leren lus, die over de onderarm schuift. Om een schoof te vormen moet 4 a 5 maal worden ingeslagen, terwijl door een welhaak het graan wordt bijeengehouden. In Vlaams België zijn de termen pik en pikhaak meer gebruikelijk.
2. (meteor.) Z. is bij daglicht de grootste afstand, waarop niet te kleine voorwerpentegen de achtergrond van een heldere hemel nog juist te herkennen zijn. Is het evenwel donker, dan verstaat men onder z. de afstand, waarop een licht van bepaalde intensiteit en kleur juist niet meer te zien is. Hel z. kan sterk variëren, zowel van plaats tot plaats alsook in de tijd. Tijdens mist kan het z. tot minder dan 20 m verminderen. In polaire lucht kan het mogelijk zijn voorwerpen tot op 50 km afstand te zien. In maritieme lucht is het z.
I.h.a. beter dan in continentale lucht, omdat laatstgenoemde in de regel meer stofdeeltjes bevat.