is een wortel, verdikt door sterke vorming van met reservestoffen (zetmeel) gevulde parenchymcellen. Men kent ze o.a. van dahlia en cassave, waar het de gezwollen strijkwortels zijn, ontsproten uit de stengelvoet.
De opgehoopte reservestoffen kunnen worden benut door de scheuten, die ontstaan uit de knoppen van de stengelvoet. Bij biet, kroot en koolraap worden de knollen gevormd door de hoofdwortel en het onderstuk van de stengel (hypocotyl). Bij de radijs doet de hoofdwortel vrijwel niet mee aan de opzwelling.