1. (bosb.) z. Vorstbeschadiging.
2. (geol.) Periglaciaal verschijnsel, bestaande uit een enkele meters diepe spleet in een grond, welke geheel bevroren is geweest in de Würm-ijstijd. Na het ontdooien van de grond is de spleet opgevuld met materiaal van de bovenliggende lagen. Indien dit materiaal zich door kleur of samenstelling van het grondmateriaal, waarin de spleet aanwezig was, onderscheidt, ziet men zo'n spleet soms in een diepe profielkuil, vooral in zandgronden.