Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Houthandel

betekenis & definitie

De h. vormt de schakel tussen producent en verbruiker. In enkele gevallen koopt de consument het hout rechtstreeks van de bosbezitter; dit betreft uit de aard der zaak gewoonlijk kleine partijen, b.v. boerengeriefhout.

Meestal komt het eerst in handen van zagerij-eigenaar of houthandelaar. Dit kan op tweeërlei wijze geschieden:

1. Op stam, zodat de koper zorgt voor het vellen en de opwerking. Voor grote complexen geschiedt dit slechts in weinig ontwikkelde streken b.v. het djatihout in het voormalige Ned. Indië in de periode van ca 1865-ca 1900.

Men onderscheidde

a. pachtschatpercelen en
b. retributiepcrcelen.

Bij a. werd de houthoeveelheid geschat en tegen de pachtschat afgestaan. De schatting was moeilijk en er was onvoldoende controle op diefstal uit aangrenzende percelen.

Bij b. werd de koopsom bepaald aan de hand van de verkregen houtwerken. Dit gaf aanleiding tot verspilling, omdat de koper alleen velde en opwerkte, wat hij het beste kon verkopen.

In gemengde trop. loofhoutbossen, waaruit alleen de waardevolle houtsoorten worden geëxploiteerd en een juiste taxatie vooraf dus vrijwel ondoenlijk is. worden gewoonlijk z.g. bosconcessies uitgegeven. Hierbij betaalt de concessionaris in de regel een zeker bedrag (pachtsom of royalty) per jaar en per ha en daarnaast een retributie per m3 gekapt hout. In Sur. wordt deze retributie geheven per blok istam of gedeelte daarvan), ongeacht de inhoud. In Ned. komt eveneens verkoop op stam voor, doch hier betreft het meestal kleine percelen opgaand hout of afzonderlijke bomen, in ieder geval geen grote complexen.

2. Na veiling door de boseigenaar, die ook top en takken verwijdert en soms de stammen sorteert. Meestal verzorgt hij ook het transport naar weg of stapelplaats.

Verkoop van hout en bosproducten kan in de praktijk op verschillende wijzen geschieden:

1. Verstrekking tegen de daarvoor vastgestelde limietprijzen, welke vervreemdingswijze meestal beperkt blijft tot de levering van bepaalde houtsortimenten door het Staatsbosbeheer aan openbare diensten dwarsliggers aan de Spoorwegen, telefoon- en telegraafpalen e.d.).
2. Verkoop bij geheime inschrijving van bospercelen op stam of grotere partijen geveld hout, waarbij vaak een beperkte groep van belangstellenden z.g. erkende bosexploitanten en groothandelaren: in de gelegenheid wordt gesteld daarop schriftelijk een bod uit te brengen. liet hout wordt dan aan de hoogste inschrijver gegund.
3. Publieke verkoop bij opbod, de meest gebruikelijke verkoopswijze om de vrije prijsvorming te bevorderen, waarbij de houtkavels door de vendumeester tegen de limietprijs worden ingezet en een ieder in de gelegenheid is daarvoor een hogere prijs te bieden. Door de samenstelling en de grootte der kavels heeft men m.o.m. in de hand, wie daarop mee kan bieden. Om de h. tegen de consument te beschermen, kunnen betrekkelijk grote, zuivere kavels worden gevormd. Hierbij ontstaat echter ook gevaar voor ringvorming bij de houthandel.
4. Onderhandse verkoop tegen onderling overeen te komen prijzen, welke vervreemdingswijze wel wordt toegepast om bepaalde houtverbruikers te begunstigen (b.v. de onderhandse verkoop van hout voor eigen gebruik aan de om het: bosgebied wonende bevolking met de bedoeling houtdiefstal tegen te gaan), of om bepaalde vaste afnemers van moeilijk afzetbare sortimenten aan zich te binden en ten slotte om ringvorming van houthandelaren op publieke veilingen te doorbreken.
I.h.a. dient de publieke verkoop bij opbod bij de houtvervreemding de regel te vormen. Bij de verkoop dienen voorts de voorwaarden van betaling van de koopsom en de termijn voor de afvoer van het gekochte hout nauwkeurig te worden geregeld. De houthandel in engere zin omvat transacties tussen de houthandelaar enerzijds en de oorspronkelijke verkoper en de consument anderzijds. Daar Ned. het overgrote deel van zijn houtbehoefte moet dekken door import, is hier de handel in ingevoerd hout het meest omvattend.

Men onderscheidt de groothandel, die het hout importeert, en de tussen- en kleinhandel, die het hout koopt van de importeur en het vervolgens weer doorverkoopt aan bouwaannemers, timmerlieden, meubelmakers, enz. Daarnaast treft men houtagenten aan, die het hout voor buitenlandse firma's aan de groothandel verkopen en houtmakelaars, die vaak hun bemiddeling verlenen bij transacties tussen groot- en tussenhandel. Genoemde categorieën zijn niet steeds scherp te scheiden.

De exporterende landen hebben elk hun eigen handelsgebruiken; ook de sortimenten, de gebruikte maten, de voorschriften betreffende de keuring, lopen sterk uiteen. De houthandelaars dienen van al deze gebruiken en bepalingen op de hoogte te zijn. Veelal hebben ze zich daarom gespecialiseerd op bepaalde exportlanden of bepaalde producten, zoals zachthout (naaldhout), hardhout (loofhout), fineer, triplex, board, enz.

De handel in inlands hout is een afzonderlijke tak van bedrijf.

De meeste houthandelaars hebben zich naar gelang van het verhandelde product georganiseerd in verschillende verenigingen, die weer worden overkoepeld door de Ned. Houtbond. Het Houtveem te Amsterdam, dat in 1950 werd geopend, heeft een moderne diepzeekade van 300 m lengte en de nodige kranen, waarmee zeeschepen tot 10 m diepgang snel kunnen worden gelost. In de hal van het bedrijf wordt het hout opgeslagen, gemeten of gewogen en kan dan weer aan de andere zijde in lichters of op schuiten worden geladen.

Voor het propageren van houtgebruik dient het door de handel opgerichte Houtvoorlichtingsinstituut, dat eveneens te Amsterdam gevestigd is. Volgens het F.A.O. Yearbook of Forecast Product Statistics 1953 bedroeg de totale uitvoer van de rapporterende landen, omgerekend in rondhout, in 1952 ca 109 mill. m3.

De volgende landen exporteerden meer dan de helft van hun industriële houtproductie:

Finland 95%,

Oostenrijk 89%,

Canada 59%,

Zweden 51%.

Aan de andere kant moesten Gr. Britt. en Ned. meer dan 90% van hun behoefte invoeren.

Egypte, dat geen bossen bezit, importeerde een equivalent van 1 mill. m3 rondhout om zijn behoefte te dekken.

Van de wereldproductie aan zaaghout (dwarsliggers en kistenhout inbegrepen), zijnde in 1952 naar schatting 245 mill. m3, kwam ca 13% op de internationale markt. Geëxporteerd werd 23 mill. m3, geïmporteerd 23,6 mill. m3.

Terwijl de Ver. St. de grootste producenten zijn van triplex (meer dan 50% van de wereldproductie), is Finl. de grootste exporteur van dit artikel. De import van houtpulp bedroeg in 1952 4,94 mill. t.

In 1952 werd voor krantenpapier 5,8 mill. t geëxporteerd. ¾ van deze hoeveelheid werd verhandeld tussen Canada en de Ver. Staten.

De export van carton was 570.000 t in 1952, die van vezelplaten 220.000 t.

J. H. BECKING.

< >