Schimmelgesl. van de Basidiomyceten, gekenmerkt door vruchtlichamen, die als een korst of vlies stengels en stammen overtrekken. Behalve talrijke saprophytische soorten op dood hout, zijn er vele parasitaire soorten.
De meest bekende is C. solani (= C.vagum, veelal nog aangeduid met de oudere naam Rhizoctonia), die een ziekte bij aardappels veroorzaakt. Het verwelken van de jonge stengels of de samengeknepen blaadjes in de top van de oudere stengels zijn, met cen bruinkleuring en een witte manchet aan de voet, de belangrijkste kenmerken. Op de knollen kleine zwarte sclerotien. Ontsmetting van het pootgoed is wenselijk. In de tropen is C.salmonicolor op vele wilde en cultuurgewassen schadelijk; uit Indon. o.a. bekend van thee, koffie, kina, Hevea en vele andere houtige cultuurgewassen en heesterachtige groenbemesters. Door het binnendringen van de schimmel in de bast wordt deze gedood. de schimmel treedt in 4 verschillende vormen op, nl.: het spinnewebstadium, de knobbeltjesvorm, het Corticium-stadium (waarin de roze fructificatie wordt gevormd; Ind. djamoer oepas) en het necator-stadium (waarin de necator-fructificatie wordt gevormd). Treedt vooral op onder vochtige omstandigheden, in donkere tuinen bij te dicht plantverband enz.
Verder treden o.a. in de koffiecultuur nog schadelijk op C. koleroga, voorkomend in Z. Am., Air. en Z. Az., echter nog niet met zekerheid bekend uit Indon.; C.gardeniae, wel bekend uit Indon. en nauw verwant aan de voorgaande soort. de schimmels kunnen voorkomen op stam, takken, bladeren en vruchten der kofficheesters en kunnen soms reeds op de bedden aanzienlijke schade aanrichten. C. sp. veroorzaken zowel in de gematigde als in de trop. gebieden vaak het wegvallen van kiemplanten (damping off).