In navolging van STEINER (1924) gaat men er hierbij vanuit, dat de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem in stand moet worden gehouden voor het voortbrengen van gezonde en volwaardige voedingsmiddelen. Kunstmest wordt uit den boze geacht en voor bemesting komen alleen stalmest en compost of i.h.a. natuurlijke afvalstoffen in aanmerking.
Voor het behoud van een goede bodemstructuur is dit ongetwijfeld van waarde. Op enkele bedrijven wordt deze methode toegepast. Doordat de opbrengsten gewoonlijk niet zo hoog zijn als met oordeelkundige bemesting met kunstmest, moeten de producten tegen hoge prijs worden verkocht om het bedrijf rendabel te maken.