parenchymweefsel, dat voorzien is van grote, veelal regelmatig gevormde luchtkanalen, die door parenchymatische schotten, veelal slechts één cel dik, van elkaar gescheiden zijn.
Men vindt dit weefsel vooral in de stengels of bladstelen van waterplanten, stengels van biezen en grassen, bladstelen van waterlelies, wortelstokken van kalmoes e.a. Door deze kanalen wordt een snelle gasdiffusie mogelijk gemaakt, waardoor ondergedompelde of zich in de modder bevindende plantendelen van de voor de ademhaling nodige zuurstof worden voorzien.