ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Gepubliceerd op 28-04-2019

Geep, vissen op —

betekenis & definitie

Geep, vissen op — - De geep is de kunstenmaker, de acro¬baat van ons water langs de kusten. Hij jaagt niet erg diep (hoogstens een meter of vijf) en alleen op het gezicht.

Bij ,dik’ water bestaat er dus weinig kans, hem met de hen¬gel te bemachtigen. Het vissen op geep vraagt een tamelijk speciale techniek en methode. De werpdobber fungeert hier als werpgewicht en de onderlijn (1—1 1/2 meter) wordt aan die werpdobber bevestigd. Er zijn heel wat geepdobbers in de han¬del, maar de beste acht ik nog steeds de ,Stabilo’ van Iwan Garay (voor het geepvissen komt deze dobber in aanmerking in een gewicht van 30, 50 en 70 gram). Als hengel een snoekbaarshengel, waarover ik reeds enkele malen schreef. De lijn hoeft niet zwaarder te zijn dan 24/00, maar velen van ons die wat ervaren zijn, zullen het wel met een 18/00 lijn aandurven, ook al omdat je daar verdere worpen mee kunt maken.

Ik moet hierbij ook nog op¬merken, dat de uitvinder van de Stabilo aanbeveelt, de onderlijn aan het bovenste oog van de dobber te bevestigen. Of dit mogelijk een belemmering is voor een verre worp weet ik nog niet zo zeker. Nu is het zo, dat men van een boot uit niet zulke verre worpen moet maken, maar voor de vele kantvissers die het op de geep heb¬ben voorzien, komt dat er vaak wel op aan. Vooral omdat het juist langs die dammen en kanten, waar geep aanwezig is behoorlijk druk kan zijn. Niet iedereen verstaat de mooie kunst om de dobber netjes zacht in het water te doen belanden, niet iedereen vist bovendien met de goede dobbers en als het op zo’n der¬tig meter een geplons van je welste is geworden, zal de geep het natuur¬lijk verderop zoeken en zijn lange worpen een vereiste.

Als haak — het kan beter niet zo’n grote zijn — beveel ik de Octopus nr 8 aan. Aas: liefst een reepje vissevel met nog wat vlees eraan, dat mooi in de stroom wappert, maar zager, zeepier en spierinkje doen het ook, vooral het laatste.

< >