De mate van structurering in focusgroeponderzoek varieert van minimaal tot maximaal. Dat wil zeggen: de onderzoeker maakt gebruik van een scala van projectieve vraagtechnieken en doorvraagtechnieken om zicht te krijgen op emoties, gevoelens, voorkeuren en motieven van de deelnemers.
Vrijheid van structurering bij het gebruik van vraagtechnieken is één van de vier algemeen geldende criteria die de kern van de focusgroeptheorie vormen. Geformuleerd door Stewart et al. (2007, p. 8) op grond van de inzichten van pioniers als Merton en Kendall (1946), Merton (1987), Goldman (1962), Goldman en Lewis (1977) en Goldman en McDonald (1987).