Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Kinderen

betekenis & definitie

Naamwoord: kinderen, kroost, achterkroost, afkomst, kinderzegen, huwelijkszegen, huwelijkspanden, rijkeluiswens, apostelen, jongelui, kind, kerstekind, petekind, kinderen van het eerste bed, stiefkind, voorkind, motje, kind uit een tweede huwelijk, nakind, schoonkind, eerstgeborene, primogenitus, zoon, jongezoon (Zn.), stiefzoon, voorzoon, schoonzoon, behuwdzoon, dochtersman, heerzoon, dochter, dochterlief, stiefdochter, voordochter, schoondochter, behuwddochter, zoonsvrouw, tweeling, drieling, vierling, vijfling, meerling, oudste, eerstgeborene, eersteling, major, benjamin, laatstgeborene, kakernest (Zn.), nestkuiken, hekkensluiter, nakomertje.

wettige kinderen, echte kinderen, legitieme kinderen, eigen bloed, eigen vlees

en bloed, onwettige kinderen, onechte kinderen, natuurlijke kinderen, illegitieme kinderen, buitenbeentje, voorkind, drempelkind, bastaardkroost, bastaardzoon, bastaardkind, bastaard, speelkind, huikkind, hoerekind, iem. zonder geboorte, wisselkind, sleutelkinderen.

posthumus, nakind, nawees, boezemwees, wees, weze, bestorven meisje, halve wees, aangenomen kind, voedsterkind, voedsterling, -e, pupil, pleegkind, houkind, pleegbevolene, pleegzoon, adoptiefzoon, pleegdochter, voedsterdochter.

kleinkind, kindskind, zoonskind, dochterskind, kleinzoon, zoonszoon, dochterszoon, kleindochter, zoonsdochter, achterkleinkind, achterkleinzoon, achterkleindochter.

kindschap, zoonschap, kindsheid, echtheid, legitimiteit, onechtheid, illegitimiteit, bastaardij.

Adjectief: kinderrijk, kroostrijk, kinderarm, echt, onecht, onechtelijk, postuum, kinderlijk, filiaal, kinderachtig, kinds, kinderloos, verweesd, vaderloos, moederloos, ouderloos, adoptief, geadopteerd, tutelair.

Werkwoord: het jongste kind zijn, benjamin af zijn, verwezen, van het houtje gesproten zijn, in het plantsoen geboren zijn, kind noch kraai (kuiken) hebben.

een kind wettigen (echten), een kind verstoten, als (tot) kind aannemen, erkennen, een kind aanslaan, adopteren, affiliëren, vervoogden, bevoogden.

aanneming, erkenning, adoptie, affiliatie, vervoogding, bevoogding, voogdijschap, voogdij.

voogd, datieve voogd, tuteur, voogdes, gezinsvoogd, medevoogd, medevoogdes, tutrice.

Spreekwoord: een huis zonder kinderen is als een kerk zonder orgel; waar geen biggen zijn schreeuwen ze niet (Zn.); kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de kleren; kinderen houden het brood uit de schimmel; één kind, geen kind; kinderen hinderen; drie dochters met een moer, vier duivels op des vaders vloer; late kinderen, vroege wezen.

< >