Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Gelegen

betekenis & definitie

Adjectief: gelegen, opportuun.

Werkwoord: gelegen komen, goed treffen, goed vallen, iem. voegen, goed bijeenkomen, passen, schikken, op het slag komen, iem. in de slinger vallen, op de nagang komen, juist van zoutte komen, juist (recht) ter snede komen (zijn), als geroepen komen, komen als een engel uit de hemel, pas geven, de gelegenheid doet zich voor (biedt zich aan).

het weten te passen, zijn tijd afwachten, iets in petto houden.

Naamwoord: gelegenheid, occasie (okkazie), buitenkans, bloeitijd, glansperiode, seizoen, opportuniteit, een woord op zijn pas.

Bijwoord: gelegen, bij gelegenheid, per (bij) occasie (okkazie), te goeder uur, te rechter tijd, te bekwamer tijd, bijtijds, niet vóór de tijd, op tijd en stond (Zn.), bij (in) tijd en wijle, van pas, te pas en te onpas, welkom.

Spreekwoord: als de peer rijp is, valt zij van de boom; als de peer njp is, moet ze geplukt zijn; als het appeltje rijp is, valt het van zelf; men moet de appels niet plukken voor dat ze rijp zijn; als men van de duivel spreekt, trapt men hem op (ziet men) zijn staart; als men van de duivel spreekt, dan rammelt zijn gebeente; spreekt van een serpent, ’t is er bij of omtrent; als men van de.zon spreekt, ziet men hare stralen.

< >