Allochtone kinderen verdrinken relatief veel. Daar zijn een paar verklaringen voor. De meeste allochtonen kunnen niet zwemmen. Voor Nederlanders hoort zwemmen bij de basisvaardigheden, net als fietsen. Het is normaal om dat te kunnen. Voor migranten, vaak afkomstig uit droge bergstreken, is dat anders. De meeste autochtoon Nederlandse kinderen wordt bovendien al van jongs af aan geleerd dat water gevaarlijk is, dat je kunt verdrinken, dat de zee onberekenbaar is, etc. De meeste migranten leren dit niet aan hun kinderen. Zij hebben soms dezelfde zorgeloosheid ten opzichte van water als Nederlanders in de bergen hebben.
Allochtone kinderen gedragen zich daardoor soms stoerder. Ze springen in een zwembad vaker zomaar in het diepe zonder dat ze kunnen zwemmen. Zwemles kost ook veel geld, zeker als er meer kinderen op zwemles moeten. Allochtone ouders kennen bovendien van huis uit niet de gewoonte om wekenlang elke week met de kinderen op een vaste tijd naar zwemles te gaan. Allochtone kinderen kunnen daardoor minder vaak zwemmen.
