Gepubliceerd op 05-05-2017

Eergevoel

betekenis & definitie

Alle mensen hebben eergevoel. Bij individualistische westerlingen wordt ‘eer’ bepaald door hoe ze over zichzelf denken. Ze vinden zichzelf eervol of eerloos omdat dat hun eigen oordeel over zichzelf is. Ze spreken daarom liever niet over eer. Ze noemen het vaker hun respectabiliteit, hun integriteit, hun onkreukbaarheid, hun waardigheid, hun geloofwaardigheid. Soms ook: hun imago, hun reputatie, hun aanzien, hun goede naam, hun fatsoen, etc.

Mensen in groepsculturen (ook de dorpse Nederlanders van vijftig jaar geleden) ervaren eer als ánderen hen eervol vinden. Eer wordt in sterkere mate bepaald door hoe de sociale groep over iemand denkt.

Culturen verschillen op twee belangrijke aspecten:

a. De inhoud van de normen. Bijvoorbeeld: een belediging mag iemand nooit over zijn kant laten gaan; de rok moet qua lengte tot onder de knie; voorhuwelijkse seks is verboden, etc.
b. De kracht die een gemeenschap uitoefent om die normen af te dwingen. In dorpen is die kracht meestal sterker dan in steden. Als de familie- of stambanden heel hecht zijn is die kracht het meest dwingend.

Een voorbeeld. Zowel in Nederland als in Turkije en Marokko accepteren mannen niet (a) dat hun vrouw vreemdgaat. Maar de kracht van die norm (b) en de reactie die verwacht wordt (a) als het toch gebeurt, verschilt. Veel Nederlandse partners gaan scheiden of ‘accepteren’ het, ook als de omgeving ervan weet. Ook Hillary bleef bij Clinton. In traditionele kringen in Turkije is een procedure van eerherstel, bijvoorbeeld eerwraak (a) voorgeschreven. Marokko kent geen eerwraak, in die cultuur eisen traditionele kringen meestal verstoting (a).

In samenlevingen waarin de normen extreem krachtig zijn (b) wordt een hele familie, zowel de mannen als de vrouwen, een absolute nobody als zij zich niet aan culturele codes (a) houden. Ze worden niet meer gegroet op straat. In de winkels worden ze niet meer geholpen, in het koffiehuis draait iedereen de man de rug toe en de kinderen zullen geen huwelijkskandidaat meer vinden: ze zijn geen lid meer van de samenleving en hebben geen waarde als mens meer. Ze voldoen da niet meer aan de basisvoorwaarden om tot de sociale groep te behoren.

In het huidige Nederland kennen we dit verschijnsel niet in die mate. Een zwakke afspiegeling is de positie die een kinderverkrachter heeft als iedereen in zijn straat ervan weet.

Eer aangetast. ‘Snel’ aangebrand zijn; een ‘kort’ lontje hebben.

Vanuit Nederlands perspectief zijn migranten vaak snel aangebrand, vooral als het gaat om een belediging van hun godsdienst of van de vrouwen. Ook op plagerige opmerkingen reageren migranten, in Nederlandse ogen, veel te fel. Bij allochtone jongeren valt op dat ze een zeer kort lontje hebben als ze gecorrigeerd worden. (Zie Straatcultuur)

De Nederlandse ‘eer’ is juist dat mensen een plagerig grapje moeten kunnen verdragen (a), dat ze juist niét snel aangebrand moeten zijn. Dan laten ze zich te snel ‘op de kast’ jagen. In Arabische ogen echter betekent snel gekrenkt zijn dat iemand eer heeft. Een positieve eigenschap dus. Alleen eerloze mensen laten zichzelf, hun dochters of hun godsdienst beledigen (Zie Kwetsen, zie Eerwraak).

In een cultuur waar de normen met veel kracht (b) worden afgedwongen, zal een individu constant alert zijn om een normafwijking niet over zijn kant te laten gaan. Niet-reageren is al een bewijs van eerloosheid.

Eergevoel en een fundamenteel veiligheids- resp. onveiligheidsgevoel.

Uit onderzoek blijkt dat de mate waarin mensen snel reageren op een eeraantasting ook afhangt van de mate waarin mensen zich fundamenteel veilig of onveilig voelen. Dat laatste is vooral het geval bij (voormalige) herdersvolkeren. Herdersvolken hebben bezit (schapen, geiten) dat gemakkelijk gestolen kan worden. Ze zijn daardoor kwetsbaarder dan landbouwvolken. De grond en de oogst van een landbouwer kunnen immers niet zo gemakkelijk gestolen worden. Herdersvolkeren en hun nazaten blijken een meer gespannen eergevoel te hebben dan de nazaten van landbouwvolkeren.

Datzelfde basale onveiligheidsgevoel hebben mensen in delen van de wereld waar eeuwenlang geen rechtstaat is geweest. Alleen als mensen zich veilig voelen, kunnen ze letterlijk rustig gaan slapen. Het agressieniveau van individuen gaat dan als het ware in de slaapstand. Mensen hebben dan minder een kort lontje nodig. In samenlevingen met een hoge onveiligheid is een kort lontje een voorwaarde om te overleven. In die samenlevingen betekent het feit dat iemand niet reageert op een eeraantasting dat hij ook zijn vrouw, belangrijke waarden en zijn bezit niet zal verdedigen.

Dit lijkt op den duur ook fysieke gevolgen te hebben. Nisbett onderzocht het cortisol- en testosterongehalte na een aantasting van het eergevoel. Die twee stoffen zijn resp. het stresshormoon en het agressiehormoon. In een ‘botsexperiment’ (Nisbett, zie foto) zorgde hij ervoor dat zijn proefpersoon ‘toevallig’ tegen iemand op botste. De veroorzaker schold het slachtoffer ook nog uit voor ‘klootzak’. Bij proefpersonen uit zuidelijke staten van de USA zoals Texas, waar eeuwenlang geen beschermende overheid heeft bestaan en waar voornamelijk herdersvolkeren woonden, bleek na het botsen het cortisol- en het testosteronniveau significant hoger te zijn dan bij proefpersonen uit de noordelijke staten van de USA. De zuiderlingen gedragen zich na de botsing bovendien agressiever tegen mensen die ze na de botsing tegenkomen.

Voor mij is de volgende vergelijking verhelderend.

Stel dat u op een drukke dag in een winkel op uw beurt wacht. De volgnummertjes zijn op. De winkel is stampvol. Wat gebeurt dan met u?

Als u wel een volgnummer hebt, dan leeft u als het ware in een rechtstaat. Het volgnummer garandeert u een rechtvaardige behandeling. Een opdringerige klant krijgt geen kans. U zult zich ontspannen.

Als u géén nummertje hebt, dan leeft u zoals mensen in een samenleving zonder beschermende politie en rechters, zoals in veel niet-westerse landen. Er is in die winkel dan geen garantie op rechtvaardigheid. Wat ik in die situatie aan mezelf merk is het volgende. Ik zie de andere klanten meer als een bedreiging. Ik wantrouw ze meer. Ik ben alerter: ik moet me niet de kaas van mijn brood laten eten. Ik heb eerder het gevoel dat een ander wil voordringen. Ik voel dat ik al moet reageren op kléine signalen van voordringen. Ik krijg kortom een korter lontje, een krampachtiger eergevoel. Ik ga uitstralen: kom niet over mijn grens; ik laat me de kaas niet van mijn brood eten.