Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 14-03-2019

Munt

betekenis & definitie

Munt - een regelmatig gevormd en van een stempel voorzien stuk metaal van een bij de wet voorgeschreven mengsel, dat gebezigd wordt als waardemeter, als geldteeken en als betaalmiddel. Het recht tot slaan van munt, werd vroeger wel verleend aan privaat-personen, doch is bijna over de geheele wereld thans een staatsmonopolie. Het is echter in vele landen aan particulieren vergund, bepaalde munten voor eigen rekening te laten slaan aan de staatsmuntinrichtingen.

— Berg, N. P. van den, Nederland en Engeland op koloniaal muntgebied. In De economist, jg. 62 (1913), blz. 233—249.

— Sassen, Aug., Analyse van een vijftal muntordonnantiën. In Tft. v. h. Kon. Ned. Gen. v. Munten Penningk., jg. 18 (1910), bl. 241—255.

— Sassen, Aug., Munt- en geldwaarde te Nijmegen, 1382—1427. In Tft. v. h. Kon. Ned. Gen. v. Munt- en Penningk., jg. 19 (1911), blz. 98—109.

— Hickmann, A. L, Nueste Mtinzenkunde aller Staaten der Erde. Naturgetreue Darstell. aller kursierenden Münztypen etc., sowie Masse u. Gewichte, Flächeninhalt u. Einwohnerzahl. M. 2.—.

— De Munten der wereld. Album met briefkaarten, waarop alle munten van reliëfdruk in de werkelijke kleuren zijn afgebeeld. Van der Laan te ’s Gravenhage, f 2.75.

— Jutzi, W., Deutsches Geld u. deutsche Währung im Zusammenhang mit der neuesten Münzund Bankgesetzgebung. M 5.40.