Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

wieltjesplakker, -zuiger

betekenis & definitie

Scheldwoord voor een renner die steeds aan het wiel van een andere renner kleeft, die nooit een initiatief neemt; profiteur; linkebal; zweetdief. Joop Zoetemelk kreeg in de Vlaamse pers vaak het predikaat van profiteur of wieltjeszuiger. Een bekende Belgenmop uit die periode: ‘Merckx moet elke dag zijn wiel schoonmaken, van al die zoete melk in zijn achterwiel.’ Ook: ‘Waarom ziet Zoetemelk zo bleek? Omdat hij altijd in de schaduw van Merckx rijdt.’ Occasioneel wordt dit scheldwoord ook in andere sporten gebruikt. Frans: suceur de roue.

De Belgen waren in deze tour al hard op weg de reputatie van wieltjesplakkers te krijgen en vooral daardoor zette het rijden van Stevens, nationaal kampioen van zijn land, kwaad bloed. (Leeuwarder Courant, 29/05/1963)

Toen desondanks de voorsprong van het duo verder opliep tot zo’n vierenveertig sekonden, legde Raas de rol van ‘wieltjeszuiger’ neer en assisteerde hij de wereldkampioen achtervolging. (Wim Amels: Klassiekerkoning Jan Raas. 1984)