Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

van voren rijden (zitten)

betekenis & definitie

Bij de eersten van een groep renners rijden. Vgl. van achteren zitten. Frans: être en tranche, mener la course.

Aan de voet van Alpe d’Huez zat ik dus redelijk van voren, maar onderin de col kreeg ik gelijk een ram, waardoor ik moest lossen. (Mario de Boer: Steven Rooks. De sportman van het jaar vertelt zijn levensverhaal. 1989)

Van Poppel kan zich de ruzies herinneren. ‘Maar ik ben helemaal geen renner die snel afstapt. Dat is ook bijna nooit gebeurd. Had ik het juist maar meer gedaan. Dan had ik me niet geforceerd en was ik uitgerust aan de volgende wedstrijd begonnen. Maar ik ben altijd een jongen geweest van: vandaag afzien en morgen van voren rijden. Ik denk altijd dat ik morgen weer een kans heb om te winnen.’ (NRC Handelsblad, 13/03/1991)