Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

schijfwiel

betekenis & definitie

Wiel dat volledig dicht is (vgl. dicht wiel), waarvan de spaken winddicht gemaakt werden met een schijf; aërodynamisch fietswiel. Toen Francesco Moser in januari 1984 het werelduurrecord van Merckx verbeterde, beschikte hij over een zgn. deltafiets met schijfwielen van ongelijke grootte en een ossenkopstuur.

De record-aanval van Barbara Ganz, geboren op 25 juli 1964 in Schlatt in het kanton Zürich, was opgenomen in het voorprogramma voor de start van de zesdaagse. De 1 meter 65 kleine Ganz, verkoopster met een deeltijdbaan in een kledingzaak, gebruikte voor haar poging een speciale fiets met een gewicht van 7 kilogram en twee schijfwielen. Het voorwiel had een diameter van 56 centimeter, het achterwiel van 61. (Leeuwarder Courant, 26M/1985)

Nijdam mocht van wedstrijdleider Jeremiasse evenals vorige week in de GP Merckx weer gebruik maken van het schijfwiel met drie ronde gaten, maar hij slaagde er niet in dit voordeel uit te buiten door Maassen, Vanderaerden, De Vries, Solleveld en De Vries op sleeptouw te nemen. (NRC Handelsblad, 17/09/1990)