Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

proloog

betekenis & definitie

Italiaanse vinding van een korte openingswedstrijd, meestal een tijdrit, als aanloop naar een grote, belangrijke wielerwedstrijd. In de Tour voor het eerst geïntroduceerd in 1967. Winnaar was toen de Spanjaard losé-Maria Errandonea. Eerder dat jaar had ook de Giro uitgepakt met een soort proloog. Demonstraties liepen toen de renners en de organisatie voor de voeten. De (overleden) organisator van Parijs-Nice en journalist van het dagblad L’Aurore, Jean Leulliot, staat echter te boek als de echte uitvinder van de proloog. Het woord zelf komt uit het Grieks, waar het voorspel betekent. Specialist in het rijden van prologen was o.a. Jelle Nijdam. Hij eindigde zes keer in de proloog van de Tour bij de eerste tien. Een in Vlaanderen gebruikte afkorting is prollo. In de editie van 2008 was er geen proloog voorzien.

Breukink maakte als eerste zijn talent waar. In de Ronde van Italië bewees hij zich al snel als ronderenner (1987: derde, 1988: tweede, 1989: vierde). In de Ronde van Frankrijk bevestigde hij die indruk: 1987: 21ste, 1988: twaalfde, 1989: gele trui in de proloog, nadien uitgevallen, 1990: derde. (Het Parool, 07/07/1992)

De Tour begint in 1989 met een proloog in Luxemburg. (Wieler Revue, juni 2008)

Deze Tour begint met een innovatie. Of beter: de Tour schaft een ‘verouderde modernisering’ weer af: de proloog. (De Morgen, 05/07/2008)