Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

pannenkoek

betekenis & definitie

Scheldwoord voor een sukkel, een zwakkeling. Oorspronkelijk onder wielrenners een denigrerende term voor een zwakke coureur (ook wel een krabber genoemd). Voetballers kennen het scheldwoord inmiddels ook. Trainer Roy Wesseling van voetbalclub Haarlem stuurde een speler ooit voor de rest van het seizoen naar de kleedkamer, nadat deze hem had uitgemaakt voor ‘pannenkoek’. De term werd in 1970 voor het eerst opgenomen in een woordenboek.

Zeker een kilometer achter ons reed het peloton. Geklopten. Pannekoeken. (Tim Krabbé: De Renner. 1978)

Kilometertellers waren voor pannekoeken op sportfietsen met spatborden die bij rode stoplichten wachtten. (Nieuwe Revu, 20/07/1989)