Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

onafhankelijke

betekenis & definitie

Tot halverwege de jaren zestig van vorige eeuw een renner die zowel aan wedstrijden voor amateurs als voor beroepsrenners kon meedoen. Hij mocht dus ook geldprijzen in de wacht slepen, waar amateurs het nog met waardebonnen en prijzen in natura moesten doen. De Belgische renner Edgard de Caluwé (1913-1985) noemde men de ‘Koning der Onafhankelijken’. De categorie als zodanig bestaat niet meer. Vgl. Frans: indé (pendant).

Hij (Pol Deman, nvdr) was onbedreigd heer en meester geweest bij de onafhankelijken. In de ronde van België in 1909 won hij zes van de acht ritten. (Achiel Van Den Broeck: De geschiedenis van de Ronde van Frankrijk. 1949)

Pas in ‘25, en na een terugstap naar de onafhankelijken, liet hij weer hoopvol van zich horen: hij won Brussel-Parijs (een open wedstrijd voor profs en onafhankelijken), werd eerste in Luik-Verdun-Luik en tweede in Parijs-Calais. (Herman Laitem: 100 jaar wielrennen in Limburg. 1994)