Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

kar(retje)

betekenis & definitie

Informele term voor de fiets. Syn.: machine. Frans: biclard, biclot. Engels: iron.

Pas toen hij de overstap maakte naar de amateurs, kreeg hij zijn eerste gloednieuwe karretje. (Algemeen Dagblad, 26/06/1993)

Ik had een vriendje met een racefiets. Nou ja, racefiets, het was gewoon zo’n Hollands karretje, maar wel met een racestuur erop. (Het Parool, 25/07/1998)