Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

kaarsje: het - is (gaat) uit

betekenis & definitie

Uitgeput, aan het eind van zijn krachten zijn. Syn.: de batterijen zijn leeg.

Tijdens de laatste tien kilometer ging de kaars langzaam uit, ik voelde het aankomen. (Mart Smeets: Stoempen, snot en sterven. 1991)

Dinsdag 13 juli, op weg van Le Grand Bornand naar het Italiaanse Sestrieres, gaat bij Boogerd ‘het kaarsje uit’. Op de Galibier kan hij aanvankelijk nog mee met de sterkeren, bij de eerste serieuze demarrages is het meteen met hem gedaan. ‘Ik ging echt zwalkend over de Galibier. En de volgende berg was ook drie keer niks.’(de Volkskrant, 14/07/1999)