Definities van Groot wielerwoordenboek in de Ensie S
- sanitaire stop
- sbb
- scatto
- schavotje
- schedeltje: met een - rijden
- scheldeprijs
- scherp staan
- scherprechter
- schifting: de - uitvoeren, voor de - zorgen
- schijfwiel
- schoon rijden
- schuifje
- schuifje, schuifke
- scratch
- scratch staan
- semi-klassieker
- shirt: voor een en een broek fietsen, rijden
- sifon
- sinaasappels en bananen: op - rijden
- sint-jozefsklassieker
- six
- sjamberloek
- sjassen
- slag om slinger demarreren
- slag: de-missen
- slag: in de-zitten
- slagersmes
- slaggie: een-maken
- slaven van de weg
- slechtweercoureur, -renner
- sleeptouw: iemand op - nemen
- slepen: zich laten -
- sleuren: aan de bende (de kop van het peloton)
- sleutelhanger: met een - rijden
- slikken
- slikker
- slingeraflossing
- sloopkoers
- slot: de koers (wedstrijd) zit op
- smurf: geen gewone
- snee geven
- snee: de - is eruit (eraf)
- snee: er zit - op
- snee: op - zijn (komen)
- snel pak
- snelheidsrit
- snelle jelle
- sneltrein
- snelvoeter
- snijden
- snoepen uit de pot
- snok: er een - aan geven, snokken
- snot: het - op de buizen fietsen
- snot: het - voor de ogen hebben (fietsen)
- snotterd: met de - in de wind rijden
- snufferd: met de - in de wind rijden
- société (de)
- soepkom
- soigneren
- soigneur
- soleren
- solist
- solovlucht
- spaghetti
- spaghettiparcours
- spaghettistuur
- speaker
- spel: het -
- spel: het - is op de wagen
- spervuur (van demarrages)
- spingere
- spinning bike
- spitsrenner
- sponsor
- sportbestuurder
- sportcommissie
- sportdirecteur
- sportpaleis
- sporttester
- springen
- sprint
- sprint a la rousseau
- sprint: de - aantrekken
- sprint: de - trekken
- sprint: een goede - in de benen hebben
- sprint: in de - gaan
- sprinten
- sprintersujn
- sprintkanon, spurtkanon
- spuit: de - zetten
- spul
- spurt
- spurtbom
- spurten
- staartvin
- stal
- stalen ros
- stamp
- stampen, stoempen
- stampert