Definities van Groot wielerwoordenboek in de Ensie K
- kaarsje: het - is (gaat) uit
- kaart: de - trekken
- kachelen
- kader: iemand driemaal door z'n - kunnen draaien
- kader: tussen je - hangen
- kaderplaatje
- kale berg (de)
- kamerfiets
- kamikaze(piloot)
- kamprechter
- kanariepiet
- kangoeroe
- kannibaal
- kanon: als een -
- kanon: de grote kanonnen
- kantje: op het - rijden
- kapitein
- kapotzitten
- kar: de - trekken
- kar(retje)
- karakter
- karavaan
- karnen
- karren
- karretje: iemands - in de poep rijden
- kas: zijn - leegrijden
- kassei(en)klassieker
- kasseienklassement
- kasseienvreter
- kast: alles uit de - halen (gooien)
- katapult
- katerkoers
- kattenkoers
- kattensprong
- kbwb
- keirin
- keizer van herentals (de)
- kermiscoureur
- kermiskoers
- ketting: lekke (platte)
- kettingen
- kevers
- killen
- kilometervreter
- kinderkoppen
- kip: fietsen als een - zonder kop (als een blinde
- kissmiss
- klapper
- klasbak, klassebak
- klassement
- klassementsrace
- klassementsrijder, -renner
- klassieker
- klassieker van de vallende bladeren
- kledders: de - uit de neusgaten fietsen
- klein draaien (rijden)
- klein op klein
- klepper
- kletsen
- klikpedalen
- klimkoers
- klimtijdrit
- klinkenfahrer
- klipgeit
- kloefen: zijn - afsmijten
- kloof: de - dichten
- kloof: een - slaan
- klop: de - van zijn leven krijgen
- klop: een - van de hamer krijgen
- kloppen: de te - man
- kloppen: een tegenstander -
- kloten: de - vol hebben
- kloten: de concurrenten (tegenstanders) naar de - rijden
- kloten: met zijn - bloot rijden
- kloten: z'n - afdraaien
- knallen
- knecht
- knechten
- kneet: de
- knelpunten
- knelspurt
- knieën: op zijn - zitten
- knikkers
- knoest
- knuppel: de - in het hoenderhok gooien
- knwu
- koekenbakker
- koers
- koers naar de zon
- koers rond de kerktoren
- koers tegen het uurwerk
- koersbestuurder
- koerscommissaris
- koersdirecteur
- koersen
- koersfiets
- koersinzicht
- koffiemolen
- kokosnoot
- koning van de bergen