Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

bezemwagen

betekenis & definitie

(tijdens de Tour de France) de volgauto voor uitvallers, traditioneel de laatste schakel in de karavaan. Redelijk Spartaans ingericht (vaak kom je er gehavender uit dan je er in gegaan was). Wie hierin belandt wordt als het ware uit het peloton geborsteld. Door Henri Desgrange voor het eerst ingevoerd in de Tour van 1910, het jaar dat men ook voor het eerst de Pyreneeën aandeed. Desgrange wou het leed verzachten van al de renners die niet tot het einde konden volhouden. Heel wat renners haalden toen de eindstreep niet. Van de uo gestarte renners haalden slechts 41 de finish in Parijs. De zwakken, de zieken en de pechvogels konden terecht in een vrachtwagen. Boven op de stuurhut stond een borstel. Tegenwoordig heeft de bezemwagen vooral een symbolische waarde. Veel gekwetste of uitgeputte renners verruilen onderweg de fiets voor de ambulance of verkiezen het comfort van een der ploegauto’s. De laatste positie voor de bezemwagen wordt de mongolenwaaier genoemd. Frans: voiture-balai. Engels: sag wagon.

Huisvader-in spe Wout Wagtmans was er al helemaal over heen dat hij in de bezemwagen had moeten klimmen. (Leeuwarder Courant, 11/08/1954)

Iedere dag zijn er wel weer wie het midden in de rit plots door het hoofd flitst: ‘De 85 van Goddet!’ Die laten zich dan prompt afglijden tot bij de bezemwagen, geven hun pijp aan Maarten, hun fiets aan een van de veelkleurige assistenten, kruipen in de bezemwagen naast een verpleegster op een bankje, en dragen op die manier hun steentje bij tot het welslagen van deze ‘Tour de France’. (Jos Ghysen en Piet Theys: De Ronde. Een pocket in gele trui. 1964)