Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

beulen

betekenis & definitie

Zich een grote inspanning getroosten, al zijn krachten aanspreken, afzien.

Vorige week zaten we in de Ster van Bessèges enorm te beulen. (Vrij Nederland, 05/03/1988)

Bij een helling van tien procent moet je tien procent van je eigen gewicht en dat van de fiets met spierkracht omhoog beulen. (Trouw, 18/07/1992)