Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

bende

betekenis & definitie

Onder Vlaamse renners de gebruikelijke benaming voor het peloton. Nederlandse renners en journalisten verkiezen de termen meute, pak en trein. Frans: le paquet. Engels: the bunch. Sportjournalisten gebruiken weleens de uitdrukking ‘aan de bende sleuren’ voor een renner die aan de kop blijft rijden. Bende wordt verder nog gebruikt om een sponsorploeg mee aan te duiden: de bende van Peter Post. Frans: la bande è. Hinault.

Intusschen naderde de groep, die er zoo flink op los stormde, van sedert hij Suter en Notter in ‘t oog kreeg. Maar deze laatste? Bekommert zich niet eens om de naderende bende. (Karel van Wijnendaele: Het rijke Vlaamsche wielerleven. 1943)

Pottier was nog steeds aan de leiding, onvermoeibaar, onweerstaanbaar mag men zeggen. Bij elke draai zag men een zijner tegenstrevers in wanhoop de armen ten hemel steken en met een diepe zucht de bende loslaten. (Achiel Van Den Broeck: De geschiedenis van de Ronde van Frankrijk. 1949)