Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

abri

betekenis & definitie

Franse term voor beschutting tegen de wind achter een auto, motor of renner. Hierdoor vermindert de luchtweerstand en kan de renner zijn energie sparen. Een renner met een goeie abri hoeft dus niet zoveel kracht te gebruiken. De term ‘abri’ betekent eigenlijk: schuilplaats.

Zoals vaak diende de auto met zijn vrouw Greta achter het stuur als abri om in de zuiging op souplesse te kunnen trainen. (NRC Handelsblad, 27/10/1990)

Bij gangmaken draait het allemaal om ‘abri’, de zuigkracht. Abri houdt de wielrenner - of zoals Simon zegt: de aanhangwagen - uit de wind. Bruno Walraven is ‘de Johan Cruijff onder de gangmakers’. Veertien keer wereldkapioen. Simon: ‘Walraven is de enige professionele gangmaker. Hij heeft in een windtunnel laten testen wat zijn beste abri is. Het bleek dat hij het beste een beetje schuin links op zijn motor kon staan. Dan had hij de meeste abri. Maar ik kan dat ook proberen en dan heb ik weer minder abri.’ Want abri, legt Simon uit, is een nogal ongrijpbaar fenomeen. ‘Neem bijvoorbeeld Joop Zijlaard. Een heel dikke kerel. Op de derny heeft hij een enorme zuigkracht, maar op de grote motor niet. Want met de derny zit de renner vrijwel achter de gangmaker, maar achter de motor komt eerst de rol. Daar zit ruim een meter tussen de gangmaker en de renner. Als je heel dik bent, valt de wind achter je dicht en dan heb je niet meer zoveel abri. En een klein kereltje heeft soms een heleboel abri.’ (Het Parool, 16/05/1997)