Groot Retorisch Woordenboek

Paul Claes, Eric Hulsens (2015)

Gepubliceerd op 24-02-2017

argumentatie

betekenis & definitie

G logos, L argumentatio; syn. bewijsvoering. Deel van een betoog waarin argumenten en tegenargumenten worden gegeven (bevestiging↗ en weerlegging↗, l probatio en refutatio). De moderne argumentatietheorie bestudeert de discursieve technieken die gebruikt worden in de conversatie, de politiek, het maatschappelijk debat, de wetenschap en de rechtspraak.

Argumenten:
1) argumentum a/e contrario (bewijs uit het tegengestelde): bewijs door aan te tonen dat het tegengestelde onmogelijk is, vaak gebruikt in de wiskunde als ‘bewijs uit het ongerijmde’ (l reductio ad absurdum)
2) argumentum a posteriori: bewijs uit de ervaring
3) argumentum a priori: bewijs uit de zuivere redenering
4) argumentum ad rem: ter zake doend bewijs
5) argumentum probabile: op waarschijnlijkheid berustend bewijs

Valse argumenten (vgl. sofisme↗):
1) argumentum ad baculum (stokargument): ‘doorslaggevend argument’, machtsargument, dat de tegenstander wijst op de kwalijke gevolgen van zijn mening, bv. ‘Als je me niet gelooft, zul je het bezuren’
2) argumentum ad hominem (tegenbeschuldiging↗, persoonlijke aanval, jij-bak): sofisme waarbij niet wordt ingegaan op de grond van de zaak, maar de tegenstander verdacht wordt gemaakt (‘op de man spelen’), bv. ‘wat je zegt ben je zelf’; vgl. l argumentum ad Hitlerum/Stalinum: demoniseren van de tegenstander door hem met Hitler of Stalin te vergelijken (ook reductio ad Hitlerum/ Stalinum genoemd)
3) argumentum ad ignorantiam (beroep op de onwetendheid): bv. ‘God bestaat, want niemand kan bewijzen dat hij niet bestaat’
4) argumentum ad invidiam, odium, superbiam, avaritiam (beroep op afgunst, haat, hoogmoed, hebzucht): argument dat inspeelt op genoemde lagere gevoelens
5) argumentum ad lapidem (argument met de steen): argument dat een opvatting zonder verdere redenering als zinloos bestempelt, bv. ‘Men moet gek zijn om zoiets te zeggen’ (vgl. apodioxis↗)
6) argumentum ad misericordiam (beroep op medelijden), bv. ‘U mag me niet laten zakken, want ik heb hard gestudeerd’
7) argumentum ad nauseam (argument tot walgens toe): uitentreuren herhalen van hetzelfde argument, bv. e ‘What I tell you three times is true’ (Wat ik je driemaal zeg is waar; L. Carroll ‘The hunting of the snark’); n ‘als je een leugen vaak genoeg herhaalt, wordt het waarheid’
8) argumentum a/ex silentio (argument uit het stilzwijgen), bv. n ‘wie zwijgt, stemt toe’; e ‘the silent majority’ (de zwijgende meerderheid; term van president Nixon)
9) argumentum ad populum (populistische drogreden): inspelen op de vooroordelen van de massa, bv. n ‘iedereen zegt het, dus is het waar’; d ‘gesundes Volksempfinden’ (gezond volksgevoel; slagzin van de nazi’s)
10) argumentum ad verecundiam (eerbiedsargument): verkeerd gezagsargument, bv. g ‘Autos efa’, l ‘Ipse dixit’ (de meester heeft het zelf gezegd; argument van de leerlingen van Pythagoras)