Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Xenocrates

betekenis & definitie

Xenocrates - Ξενοκράτης, 1) broeder van Theron van Agrigentum, overwinnaar in de pythische en isthmische spelen, vriend van Pindarus.—2) van Chalcēdon, geb. 396, leerling en vriend van Plato, dien hij op de reis naar Sicilië vergezelde. Na Plato’s dood verliet hij Athene, hij keerde echter spoedig terug, volgde Speusippus als hoofd der academie op (339), en bleef dit tot zijn dood (314).

Hij ontwikkelde de leer van Plato op eigenaardige wijze, zoodat sommigen hem een vervalscher van die leer noemden, daar hij stellingen van Pythagoras er in opnam en in onderwijsmethode zeer van Plato afweek; hij was de eerste die een streng onderscheid maakte tusschen waarnemen, meenen en weten en tusschen logica, physica en ethica. Bij voorkeur houdt hij zich bezig met de studie der daemonen, die volgens hem zielen van afgestorvenen zijn: zijne meer mystieke dan wijsgeerige leerstellingen op dit gebied schijnen van grooten invloed op lateren geweest te zijn.

Hoewel hij in uiterlijk en manieren iets terugstootends had, werd hij algemeen geacht als een streng rechtschapen man, ook werd hij meermalen, hoewel hij een vreemdeling was, als gezant naar Philippus en Antipater gezonden. Van zijne talrijke werken is bijna niets over.—3) van Aphrodisias, grieksch geneesheer en schrijver over geneeskunde in de 1ste eeuw na Chr.