Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Vesta

betekenis & definitie

Vesta - godin van den huiselijken haard en het haardvuur, in beteekenis gelijk aan de grieksche Hestia, maar door de Rom. hooger in eere gehouden dan deze door de Grieken. Zij werd in ieder huis gemeenschappelijk met de Laren en Penaten vereerd, maar had bovendien een zeer heiligen tempel bij de regia, waar op haar altaar een eeuwig vuur brandde, dat als het haardvuur van den geheelen staat beschouwd werd, en waarheen de rom. vrouwen jaarlijks den 9den Juni (Vestalia) in processie trokken. Deze Vestalia werden echter niet alleen door de rom. vrouwen gevierd, maar het was ook de feestdag der bakkers en molenaars.

Het heilige vuur werd jaarlijks den 1sten Maart met bijzondere plechtigheid vernieuwd, ging het bij ongeluk eens uit, dan werd dit als een zeer slecht voorteeken beschouwd, en moest het door het wrijven van hout opnieuw ontstoken worden. In het binnenste van den tempel van Vesta, de penus Vestae geheeten, werden behalve den door de Vestaalsche maagden bereiden offervoorraad (zie hieromtrent onder Vestales), ook volgens de overlevering het Palladium en de Penaten van den staat bewaard, die door Aenēas van Troje naar Lavinium gebracht waren; ook in deze stad had zij een zeer oud heiligdom, waar de hoogere rom. magistraten kort na de aanvaarding van hun ambt gingen offeren.

Te Rome werd de dienst van Vesta met groote nauwgezetheid waargenomen door zes maagdelijke priesteressen, die aan zeer strenge tucht onderworpen waren, maar daarentegen in hoog aanzien stonden en buitengewone voorrechten genoten (z. Vestales).