Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Damascus

betekenis & definitie

Damascus - Δαμασκός, overoude stad in Coelesyria, aan de rivier Bardines of Chrysorrhoas, in eene zeer vruchtbare streek onder een heerlijk klimaat gelegen. Door verschillende besproeiingskanalen, uit de rivier afgeleid, was dáár in de woestijn eene groote oase ontstaan, waar verschillende karavaanwegen als in één middelpunt samenliepen. Damascus was tot aan de verovering door de Assyriërs (± 750) de hoofdstad van het machtigste der syrische (aramaeische) staten, en geregeld met Israël in oorlog.

De Assyriërs verwoestten stad en omgeving, maar in den tijd der Perzen is het weer een belangrijke handelsstad. In den tijd der Diadochen hoorde het nu eens tot het rijk der Seleuciden, dan weder tot dat der Ptolemaeën. In 85 ontstond er een onafhankelijk staatje onder een arabisch vorstenhuis, dat echter reeds sedert Pompeius (66) onder Rome kwam te staan.

De rom. keizers, vooral Diocletiānus, begunstigden de stad zeer, die beroemd werd door hare wapenfabrieken (damascener klingen) en lijnwaadweverijen (damast).