(de; -en) 1 SP - positie waarbij de sport(st)er rechtop staat en de voetzolen het steunpunt van het lichaam vormen.
2 - positie die de speler heeft ingenomen ten opzichte van de bal ter voorbereiding op het doen van een slag, bv. een rechte stand, waarbij de denkbeeldige lijn langs de tenen (voetenlijn) van de speler parallel loopt met de doellijn, syn. stance: stand innemen; stand opbouwen, zand in een bunker met de schoen verplaatsen of iets op de grond plaatsen om een betere stand te krijgen voordat de bal gespeeld wordt; gesloten stand (Eng. ‘closed stance’), ook: dichte stand. (rechtshandige speler) stand waarbij de rechtervoet iets teruggetrokken (naar achteren) staat ten opzichte van de denkbeeldige lijn langs de tenen (voetenlijn), die normaal gezien parallel loopt met de doellijn; bij een gesloten stand wijst de lijn voeten-schouders dus iets naar rechts van het doel, en de bal buigt met een boog af van rechts naar links; voor een linkshandige speler geldt het omgekeerde; open stand (Eng. ‘open stance’). (rechtshandige speler) stand waarbij de linkervoet iets teruggetrokken (naar achteren) staat ten opzichte van de denkbeeldige lijn langs de tenen (voetenlijn), die normaal gezien parallel loopt met de doellijn-, bij een open stand wijst de lijn voeten-schouders dus iets naar links van het doel; en de bal buigt met een boog af van links naar rechts; voor een linkshandige speler geldt het omgekeerde oplijnen.