Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 25-07-2017

kolfspel

betekenis & definitie

(het) GV (vanaf begin 18e eeuw) - spel waarbij een speler tijdens zijn beurt de bal met een gekromd slaghout in 3 slagen over een vlakke baan (meestal 17,5 meter lang en 5 meter breed) met twee palen slaat, eerst met de uitklap naar (tegen) de achterpaal, dan met de opklap terug naar (tegen) de voorpaal, waarna hij met de puntenklap de bal zo ver mogelijk in het achterveld (met het op de baan aangegeven puntenvak) slaat; in het vak dicht bij de achterpaal krijgt de kolver zeven punten, oplopend tot het laatste vak waar twaalf punten kunnen worden behaald; één partij kan voor de kolver het maximum van (5x12=) 60 punten opleveren.

• Nog geen twintig jaar na het vrij abrupte verdwijnen - eind 17e eeuw - van het colfspel en het maliën verscheen er een nieuwe versie van deze spelen: het kolfspel Het was een soort ‘minicolf, of heter gezegd een soort ‘mini maliën’, en werd gespeeld op een baan waar houten schuttingen omheen stonden. (BOTER)

• Aan de arts Gerard Cornelis van Balen Blanken - op 17 september 1880 oprichter van de kolfvereniging ‘De Vier Eenen’ in Spanbroeken op 13 mei 1885 van de Nederlandsche Kolfbond - is het te danken dat het spel ook heden ten dage nog wordt gespeeld. In 1985 ontving de Kolfbond het predikaat ‘Koninklijke’. De sport wordt tegenwoordig nog door ongeveer zeshonderd mensen gespeeld, vooral in Noord-Holland. (COSTW)

• De belangrijkste kunst in het kolven is het geven van het juiste effect met de bat op de paal, in de juiste snelheid. (www.kolfbond.nl)