(de; kolven) GV 1 - (bij het kolfspel) slaghout met de vorm van een hockeystick, syn. kliek, kolfhout, kolfstok: kolf aan stek, aan (het) stuk, de kolf heeft de paal geraakt; de kolf naar de bal werpen, het spel gewonnen geven, het opgeven.
2 - (bij het kolfspel) onderste, omgebogen uiteinde van het slaghout met daarop de koperen ‘klik’ of ‘kliek’ waarmee de kolfbal wordt geslagen.