(de; g.mv.) -(rechts- handige speler) manier om de stok vast te houden waarbij de pink van de rechterhand tussen de wijs- en middelvinger van de linkerhand wordt gestoken en de wijsvinger van de linkerhand tussen de ringvinger en de pink van de rechterhand; andersom voor een linkshandige speler.
Herkomst: Eng. interlocking (in elkaar grijpend, nauw met elkaar verbonden zijnd) + grip
→ ten-finger grip, overlapping grip, reverse overlapping grip, cross- handed grip, honkbalgrip
