(de; -s) — het uitholen op de green met 3 puttslagen, syn. driepunter (1), three-putt.
• We slaan onze drive van de kaart, hebben nog eens twee slagen nodig om in de buurt van de green te geraken, slaan nog een dip chip en een drieputt er achteraan voor totaal zeven slagen. Op die manier blijven we tenminste bezig met de frustrerende, maar ons bekende activiteit om de 80 te breken. (PAREN)
• De drives gingen voor het eerst verder dan 130 meter, vierde, ja zelfs derde ijzerslagen haalden zomaar de green en fraaie drieputts waren die dag geen uitzondering maar regel. (GELDE)
• De bekende Engelse televisiecommentator Peter Alyss, die van zichzelf zegt dat hij niet kan putten, heeft een nummerplaat op zijn Rolls Royce met daarop ‘putt-3’! (COLLJ)
