(de; g.mv.) 1 (1920)- rubbersoort, een mengsel van melksap en hars uit de boletriboom, een Zuid-Amerikaanse gomboom; balata werd, als opvolger van guttapercha, gebruikt voor het omhulsel van de golfbal.
2 - golfbal met een omhulsel van balata, syn. balatabal.
Herkomst: Caraïbische indianentaal, balata betekent ‘boom’, ‘boletri’.