Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Zuilen

betekenis & definitie

(Zuylen), vm. Ned. gemeente in de prov.

Utrecht, thans Oud-Zuilen. Was reeds eind 7e eeuw bekend als de nederzetting Swesen (Suecson), waar een Fries edelman en grootgrondbezitter Wursing (of Ado) woonde. Een van zijn kleinzonen. → Liudger, werd 744 in Swesen geboren. In de 13e eeuw komt de naam Zuilen op, ontleend aan de familie Van Zuilen (oorspronkelijk Sulen), afkomstig uit het Kleefse, die in het Stichtse rijk was geworden door het droogleggen van moerassen. De familie bezat verschillende kastelen o.a. het slot Zuylen, dat reeds 838 genoemd wordt. Hel slot, dat door oorlogen in de 13e en 15e eeuw verwoest was en door Willem van Lalaing. graaf van Rennenberg, in de 16c eeuw hersteld was, kwam 1665 in bezit van de familie Van Tuyll van Serooskerken.

Isabella Agneta Van Tuyll van Serooskerken (1740-1805) werd onder haar schrijfstersnaam Belle van Zuylen internationaal bekend. Na de Eerste Wereldoorlog veranderde Zuilen geheel van karakter: oorspronkelijk agrarisch werd het westelijk deel (oorspronkelijk de Swesereng) overwegend industrieel door vestiging van fabrieken aan het 1892 geopende Merwedekanaal. Dit Nieuw-Zuilen werd een voorstad van Utrecht: 1.1.1954 als gemeente Zuilen opgeheven en bij Utrecht gevoegd.Litt. R.C.J.van Maanen. De relatie tussen Zuilen en de abdij van Oostbroek (in: Jb. Oud-Utrecht 1969); J.E.A.L.Struick, Zuilen (1973).