(ook: de Trèves). wapenstilstand in de → Tachtigjarige Oorlog. 9.4.1609 te Antwerpen gesloten tussen Spanje en de Noordned. Republiek, aangegaan voor 12 jaar, op grondslag van het uti possidetis (Lat., wat ieder op dat moment heeft).
De voorbesprekingen vonden 1608 plaats in de Trèveszaal op het Binnenhof te 's-Gravenhage. Nu geen gevaar van buiten meer dreigde, kwamen in de Republiek de oude tegenstellingen op de voorgrond. Op kerkelijk gebied was een van de twistpunten de verhouding tussen kerk en overheid: de regenten meenden, dat de staat boven de kerk stond, de predikanten daarentegen wensten niet alleen baas in de kerk te zijn, maar ook grote zeggenschap in het staatkundig en maatschappelijk leven te hebben. Binnen de kerk bestonden 2 tegenstellingen, nl.a) die tussen rekkelijken en → preciezen over de → predestinatie;
b) die tussen → supralapsarismc en → infralapsarisme.
Bij deze godsdienstige tegenstellingen kwamen nog politieke, nl. de tegenstellingen tussen Holland en de landprovinciën en tussen de regenten en de burgerij.
De moeilijkheden begonnen met een theologisch dispuut tussen 2 Leidse hoogleraren. → Arminius en → Gomarus over de predestinatie. Het geschilpunt werd door de predikanten van de kansel af besproken en zo werd het bekend. Er vormden zich 2 partijen: de arminianen, die gesteund werden door de regenten, en de gomaristen. die hun aanhangers onder de burgerij vonden. De twist liep zo hoog, dat de arminianen in een remonstrantie (remonstranten) hun standpunt aan de Staten van Holland uiteenzetten vergezeld van een verzoek om bescherming (1610). Hier kwam dus het vraagstuk van de verhouding tussen kerk en overheid ter sprake. De gomaristen dienden dan ook een contraremonstrantie in (contraremonstranten), waarin hun inzichten omtrent de predestinatie vervat waren en waarin ze aandrongen op een kerkelijke beslissing van het geschil (1611).
Pogingen tot verzoening leidden tot niets. In 1614 verboden de Staten van Holland in hun Resolutie tot Vrede der Kerk de behandeling van het betwiste leerstuk van de kansel. De contraremonstranten beschouwden dit als inmenging van de staat in kerkelijke zaken en predikten er toch over. dikwijls in achlerafgelegen 'schuurkerken' (→ slijkgeuzen). De oplossing van het geschil had door een nationale synode gebracht kunnen worden. De remonstranten wilden daar echter niet van weten, omdat hun aanhang vrijwel beperkt was tot Holland. Buiten Holland waren zij in de minderheid: daar werd de keus vóór de contraremonstranten bepaald door de tegenstelling Holland-landprovinciën.
Alleen Utrecht werd door de remonstranten beheerst. Bovendien had Holland in het eigen gewest te maken met oppositie van Amsterdam. waar de contraremonstranten sterk vertegenwoordigd waren. En zo hield Holland vast aan art. 13 van de Unie van Utrecht, dat bepaalde dat een gewest het recht had zijn godsdienstzaken zelf te regelen. Maar hiermee was de godsdienstkwestie op politiek terrein gekomen en werd het een twist tussen de centraliserende en decentraliserende stromingen in de republiek, m.a.w. de soevereiniteit zou gewestelijk zijn, d.w.z. bij Holland liggen of de Staten-Generaal zouden soeverein zijn. Natuurlijk konden de stadhouder Maurits en de Hollandse raadpensionaris Oldenbarnevelt niet buiten dit conflict blijven. Maurits, die door het bestand (tegen zijn zin gesloten) toch al van Oldcnbamevelt vervreemd was. stond de Fransgezindheid van deze laatste niet aan: Maurits was meer Engelsgezind. terwijl het naar voren brengen van de Hollandse soevereiniteit hem niet aanstond: hij voelde zich meer functionaris van de unie, de religieuze kwestie interesseerde Maurits minder: hij wist niet ‘of de predestinatie groen of blauw zag'.
Tenslotte koos hij voor de contraremonstranten, hoewel hij hiertoe stap voor stap overgehaald moest worden, o.a. door Willem Lodewijk. In 1616 verzocht Oldenbarnevelt hem om de tussenkomst van het leger tot handhaving van het gezag van de Stalen van Holland, wat Maurits weigerde. In 1617 woonde hij een dienst bij in de contraremonstrantse Kloosterkerk in ‘s-Gravenhage. Dit was het sein om het volk tot het verwekken van opstootjes tegen de remonstranten aan te zetten (o.a. plunderingen te Amsterdam). Het ging nu hard tegen hard en in vele plaatsen vonden oproeren plaats. Oldenbarnevelt. aan de zijde der remonstranten, kon krachtens zijn overtuiging niet toegeven.
Voor hem was de enig juiste regering een aristocratische regering van burgers (regenten), dus de gewestelijke soevereiniteit. Een stroom van pamfletten tegen Oldenbarnevelt, dikwijls van een uiterst minderwaardig karakter, zag nu het licht. De kerkelijke twisten raakten geheel op de achtergrond. Maurits hief de valse leuze Spanje of Oranje aan, alsof het daarom ging. Op voorstel van Oldenbarnevelt namen de Staten van Holland 1617 de zgn. Scherpe Resolutie aan. waarbij zij verklaarden zich te zullen verzetten tegen het houden van een nationale synode: de steden werden gemachtigd → waardgelders in dienst te nemen en de soldaten ter repartitie (→ Repartitiestelsel) van Holland moesten een nieuwe eed afleggen, waarbij zij beloofden te zullen gehoorzamen aan de Staten en aan de besturen van hun garnizoenssteden.
De bedoeling van deze resolutie was de vorming van een nieuw leger, waarvan de waardgelders de kern zouden vormen en dat onder bevel van de remonstrantsgezinde Frederik Hendrik zou staan. Dit besluit van de Staten van Holland was weliswaar niet onwettig, maar wel gevaarlijk, omdat het een burgeroorlog zeer waarschijnlijk maakte. Maurits, die dit gevaar zag en wiens gezag bovendien door de resolutie werd aangetast, ging tot tegenmaatregelen over: de Staten-Gcneraal verleenden hem dictatoriale macht, een onwettig besluit, daar het met meerderheid i.p.v. met eenparigheid van stemmen werd genomen. In Nijmegen, Utrecht en de prov. Overijssel verzette Maurits nu de wet, waardoor hij contraremonstranten op het kussen bracht: de waardgelders te Utrecht dankte hij af. De leiders van het staatse bewind werden gevangen genomen o.a. → Oldenbarnevelt. → Hugo de Groot, pensionaris van Rotterdam. → Hogerbeets. pensionaris van Leiden en → Ledenberg, secretaris van de Staten van Utrecht (1618).
De invloed der remonstranten werd ook in Holland door het verzetten der wet gebroken. De → ridderschap, die geheel aan de zijde van Oldenbarnevelt had gestaan, was moeilijker te vervangen; wel bereikte Maurits. dat Oldenbarnevelts schoonzoons Veenhuizen en Van der Mijle uit dit college verwijderd werden en vervangen door Daniel de Hartaing. heer van Marquette en → François van Aerssen, heer van Sommelsdijk. De theologische strijd eindigde met de overwinning der orthodoxen (→ Dordtse Synode): de politieke op het schavot (→ Oldenbarnevelt). Nu bleek echter, dat Maurits geen staatsman was: hij veranderde wel de personen, maar niet de staatsinstellingen. Holland, nu onder contraremonstrantse regenten, hernam spoedig zijn overmacht.
De gebreken van de unie bleven bestaan en daarmee de oorzaken van nieuwe conflicten. In 1621 bestonden er aan beide zijden vredesneigingen. maar Maurits hield aanvaardbare Spaanse voorstellen achter en maakte onaanvaardbare bekend. Men kan dan ook zeggen, dat Maurits de hervatting van de strijd heeft doorgezet en zo laaide 1621 de strijd opnieuw op onder voor de Republiek ongunstige omstandigheden: zowel in het binnenlands beleid als in de buitenlandse betrekkingen miste zij een leider.
In België betekende het Twaalfjarig Bestand een verademing na 41 jaar oorlog: het maakte het de regering van aartshertog Albrecht en Isabella mogelijk een aantal economische en maatschappelijke maatregelen te nemen, die de door de oorlog geteisterde Zuidelijke Nederlanden ten goede kwamen.
Litt. S.P.Haak. De wording van het conflict tusschen Maurits en Oldenbarnevelt (in: BVGO 1919 en 1923); I.Schöffer. De crisis van de jonge Republiek 1609-25 (in: Alg. Gesch. Nederlanden, red.
J.A.van Houtte e.a.. dl. vi, 1953); J.C.H.de Pater, Maurits en Oldenbarnevelt in den strijd om het Twaalfjarige Bestand (2e dr. 1944); W.J.M.van Eysinga, De wording van het Twaalfjarig Bestand (1959): J.J.Poelhekke, "T uytgaan van den Treves*. Spanje en de Nederlanden in 1621 (1960): J.den Tex, Oldenbarnevelt in (1966); J.G.Smit. Prins Maurits en de goede zaak. Brieven van Maurits 1617-19 (in: Ned. Hist. Bronnen I, 1979).